©

 

 

Durme

 

De naam 'Durme' heeft een Keltische oorsprong en werd voor de eerste maal vermeld in 694 als Dormia. De Durme was vroeger een belangrijke rivier. Ze ontstond uit twee beken in West-Vlaanderen: De Durme, die men nu Hoogkale noemt, kwam vanuit Sint-Joris (Beernem) en liep oostwaarts tot in Vinderhoute. Daar voegde de Poekebeek, die men nu Neerkale noemt, zich vanuit Tielt bij de Durme en die liep dan verder noordoostwaarts richting Wondelgem, Langerbrugge, Rodenhuize en Mendonk. Daarna opnieuw oostwaarts doorheen de Moervaartdepressie en zuidwaarts naar Daknam om via de huidige loop van de Durme in de Schelde uit te monden. Voordien bevond de Durmemonding zich in Temse maar door een dubbele dijkbreuk ontstond er een doorsteek van de Schelde naar de Durme waardoor een deel van de Durme werd opgeslorpt door de Schelde. De oude arm van de Schelde werd, onder leiding van Jacob Van Artevelde, in 1322 afgedamd.

 

De Moervaart kwam grotendeels tot stand door uitgravingen in de vroege Middeleeuwen, rond 1300, en werd gegraven door de abdij van Boudelo, aanvankelijk om de afwatering van de Moervaartdepressie te verbeteren. Om de moeilijk bevaarbare grillig meanderende Zuidlede te vermijden voor het transport van turf, dat in dit gebied gewonnen werd en als brandstof dankbare afname kende in Gent, is De Moervaart in de 15de eeuw  bevaarbaar gemaakt. De Zuidlede is trouwens een natuurlijke waterloop die, in vroegere tijden, de natuurlijke middenloop van de Durme was. De Zuidlede vormt vandaag de dag een verbinding tussen de Durme in Daknam en de Moervaart in Mendonk. Tot 1964 zat er getij (+/- 25 cm) op de Moervaart. Door de afdamming van de Durme te Lokeren en het verwijderen van de sluis te Rodenhuize tussen de Moervaart en het kanaal Gent-Terneuzen is het waterniveau van beide waterlopen nu gelijk.

 

Het is in elk geval bedroevend hoe de bovenloop van de Durme door de eeuwen heen werd gewijzigd. Deze rivier is duidelijk het slachtoffer geworden van de zoektocht van Gent om een uitweg naar de Noordzee of de Westerschelde te krijgen. Door het graven van de Brugse vaart, de Lieve, het Schipdonkkanaal, de Sassevaart, de Ringvaart en het kanaal Gent-Terneuzen, de aanleg van de Zuidlede en de afdammingen te Lokeren werd deze rivier afgesneden van haar bovenloop.

Rechttrekkingen, indijking en oeverversterkingen ten behoeve van de scheepvaart hadden een nefaste invloed op de natuurwaarden van deze rivier. De zware verontreiniging betekende bijna de doodsteek. De toenemende verzanding, ondermeer veroorzaakt door de afdammingen, en de schaalvergroting in de scheepsbouw zorgden ervoor dat deze rivier benedenloops haar economisch belang verloor.

 

Aangezien waterlopen blijkbaar qua naam slechts naar Kale veranderden nadat er rechttrekkings- of verbredingswerken waren uitgevoerd, wordt er vermoed dat het een volkse verbastering van het Latijnse canalis betreft, dat tevens de kale oevers van die bewerkte waterlopen goed omschrijft. Langsheen haar traject draagt de Kale verschillende namen: Kale, ter hoogte van Lovendegem, Hoogkale, Neerkale, Kruiskale, Oude Kale, ter hoogte van Landegem en Nieuwe Kale, ter hoogte van Evergem. Heel vaak loopt de Kale nog in haar oorspronkelijke bedding; zo volgt ze bijvoorbeeld heel lang de Brugse Vaart.

 

Op twee verschillende plaatsen in Evergem is de Kale nog een klein stukje te zien; telkens maakt ze verbinding met de Ringvaart. Kenmerkend voor De Durme zijn haar meersen. De Kalemeersen zijn in Evergem nog altijd terug te vinden. Een andere herinnering aan de Durme in Evergem is de Waalbrug die in 1517 in steen werd opgetrokken en vandaag nog altijd bestaat, zij het in een moderne vorm maar met dezelfde naam. Tot slot is er het industrieterrein Durmakker te Evergem, nog een verwijzing naar de Durme.

 

        
©